donderdag 30 juni 2011

dromers, denkers, doeners

Vorige week las ik op de VOB-site dat het bestuur besloten heeft zich terug te trekken uit het project 'Libraryschool'. Ik wil hier het besluit van het bestuur niet ter discussie stellen, ik wil het hebben over dromers zoals Rob Bruijnzeels. Rob heeft met inbreng van andere enthousiastelingen al een flink aantal jaren geleden met zijn project 'Bibliotheken 2040' een toekomst gedroomd. Die bibliotheken 2040 waren divers van vorm, en leverden een doorkijk naar een toekomst waar ik maar met moeite mij een beeld van kon en kan vormen.

Rob is na de bibliotheken 2040 verder gegaan. Zo heeft hij het project 'De bibliotheek anders bekeken' neergezet, waarmee hij een visiedocument heeft gemaakt over de nieuwe rol van de bibliotheek. Iets waarmee de strategiecommissie zo verder kan.

Rob heeft, net als veel andere collega's uit de branche, gezien dat we die bibliotheken 2040 moeten bevolken met nieuwe medewerkers, want tegen die tijd zijn wij bijna allemaal met pensioen. Ook met het nieuwe pensioenstelsel ;-) Die nieuwe medewerkers zullen invulling moeten geven aan de uitvoering van het visiedocument. Daarvoor zullen ze beste kwaliteiten van bibliothecarissen, marketeers, accountmanagers, filosofen, leerkrachten, journalisten in zich moeten verenigen. Voorwaar echte schapen met vijf poten. Zij worden de nieuwe doeners.

Daar was het concept van de Libraryschool op gestoeld. Een omkadering van die droom van Rob. Een mooie droom die zo wel in schoonheid moest sterven? Omdat het te hoog gegrepen was voor onze bevatting en omdat je dromen niet in een curriculum en businesscase kunt vatten? Omdat onze branche heel veel doeners kent, bevlogen mensen met idealen, maar niet perse denkers, laat staan dromers? En toch, en toch... 

Ik zie hoe er in een van onze bibliotheken, die van Heerhugowaard aan de slag is gegaan met zo'n andere droom van Rob Bruijnzeels, nl. De bibliotheek van de 100 talenten. Ik weet dat hij daar heel enthousiast over is, en dat hij ook af en toe kan gruwen van hoe die droom in doelmatigheid en resultaten, meetbaarheid geperst wordt. Waarmee zo'n droom dan geplet dreigt te worden door de doeners. Een goede droom is flexibel, en ontstijgt die fase ook weer. Dat zie ik gebeuren in Heerhugowaard. We dreigden door te schieten in het vastleggen van de 100 talenten in iets wat een soort kunstje zou worden. En daar schieten we nu ook weer voorbij doordat we terug grijpen naar het ideaal, het waarom en waarvoor en minder naar het hoe. Doeners kunnen dan ook dromen.

Ik heb de diverse ideeën en dromen van Rob Bruijnzeels altijd met interesse gelezen, aangehoord en tot mij genomen. Heel vaak moest ik er op kauwen. Hoe die dromen vorm moesten krijgen, hoe  we vanuit de huidige bibliotheek naar die gedroomde toekomst moesten komen, ik zag het niet. En toch... Er bleef dan iets hangen, iets zeuren, iets knagen. Dan na een half jaar, een jaar viel dan een stukje van 'mijn' puzzel op z'n plek. (je zou kunnen zeggen dat ik een trage denker ben;-) In onze bibliotheek zijn we op pad, naar onze gedroomde toekomst in 2014. Wij hopen van daar uit weer verder te dromen. Onze, mijn puzzel, heb ik nog niet compleet. Ik had wel emplooi gehad voor studenten van de Libraryschool. Die komen er nu niet. Ik heb mijn hoop nu gevestigd op het innovatielab bij Saxion, waar vanuit een strakke school buiten de kaders wordt gedacht. Waar nieuw onderwijs wordt gedroomd.

Ik hoop dat er ergens een vorm van de Libraryschool komt. Ik hoop dat Rob en degene met wie hij samen werkt ons blijft bestoken, verleiden, onrustig maken met zijn dromen over onze toekomst als branche. Wij als branche hebben visionairs nodig. Ik heb ze nodig om mijn polsstok verder te doen reiken dan ik kan denken en doen. 

dinsdag 28 juni 2011

Werken voor je geld

Een persoonlijk 'ergernis'

Ik heb me de afgelopen weken, maanden, jaar bij tijd en wijle erg boos gemaakt om sommige denkbeelden in de maatschappij. Nu Halbe Zijlstra zijn bezuinigingen door zet lijkt het voor iedereen een geaccepteerd beeld. Als je subsidie krijgt als instelling, hou je je hand op, ben je een klaploper.

Simpele redenatie
Net zoals de straatmuzikant een tegenprestatie levert voor de muziek die hij maakt
leveren diverse instellingen ook tegenprestaties voor de subsidie. Het is een zakelijke transactie waarbij je met elkaar afspreekt wat de één levert, en wat de ander er voor moet of wil betalen.

Sponsoren
Zo wordt er vaak gezegd dat je als gesubsidieerde instelling maar op zoek moet gaan naar sponsoren. Want dat het onverstandig is om van de overheid afhankelijk te zijn. Want dat je daar 'lui' van wordt. Ik weet uit ervaring dat het keihard werken is om je maatschappelijk toegevoegde waarde telkens weer te bewijzen, elke keer moet je kunnen uitleggen waarom je die gemeenschapsgelden waard bent. En terecht overigens! Je moet kunnen uitleggen waarom jouw organisatie die investering waard is.

Rare vergelijkingen
Nu ken ik de situatie in Amerikaanse bibliotheken niet heel erg goed, maar daar wordt wel met sponsoren gewerkt. Dus wordt er vaak verwezen naar de Verenigde Staten. Wat er niet bij verteld wordt is dat bibliotheken in de V.S. niet of nauwelijks abonnementstarieven vragen. Het gebruik van de bibliotheek is daar nagenoeg gratis. Daar ligt een heel andere denkwijze achter. Wat zij onder vrije toegang tot informatie verstaan klinkt in de gemiddelde Nederlandse koopmansoren als een niet wenselijk scenario, nl. een gratis bibliotheekpas. In Nederland liggen de eigen inkomsten vanuit leners meestal rond de 20%. In de V.S. is er een basisfinanciering vanuit de overheid, en worden aanvullende zaken door sponsorgelden gefinancierd. En zoals er laatst een mooi bericht stond in de krant over het verhogen van de OZB ergens in Twente, zo gebeurt dat ook in de V.S. Je kunt als bibliotheek bij je gemeente een verzoek in dienen waarmee je de bevolking vraagt om per hoofd van de bevolking een extra bijdrage te doen om een speciaal project of instelling te financieren. Dan leg je de keuze heel specifiek bij de bevolking neer.

Open vizier
Wat ik zo jammer vind in al deze discussies is dat nooit het hele verhaal wordt verteld. Als je als overheid iets niet meer de moeite waard vindt om te financieren, om in te investeren, zeg dat dan. Zeg niet dat instellingen 'lui' geworden zijn, dat het verstandig is om op zoek te gaan naar derde geldstromen (want de overheid is onbetrouwbaar?). Er worden halfware vergelijkingen gemaakt, nooit het hele verhaal wordt verteld. Er wordt gebruik gemaakt van lamslaande retoriek waartegen je je moeilijk verweren kunt. Ik denk dat het gros van de instellingen best willen meedenken over hoe het anders kan, maar dan wel graag vanuit gelijkwaardigheid.
En ik trek maar gelijk het boetekleed aan, ook mijn verhaal is niet het hele, daar kun je een boekwerk mee vullen ;-)


(foto Roel Wijnants)

vrijdag 24 juni 2011

Een jaar Castricum

Deze week ging bij mij thuis de kurk van de fles nadat we van de wethouder van Castricum gehoord hadden dat hij ons een financiele handreiking zou doen ten aanzien van de huisvestingslasten. Een korte geschiedenis...



De aankondiging
Vorig jaar kregen wij een brief van de gemeente met daarin de aankondiging dat we op een 0-lijn moesten rekenen en eventueel een bezuiniging van 5 of 10 procent. Daarna bleef het stil en las ik zelf in de stukken van de voorjaarsnota dat er 10 % van ons budget zou worden gekort. Dus sprak ik in bij de gemeenteraad en nodigde de raad uit om samen met ons te kijken hoe we die bezuinigingen zouden realiseren. Die uitnodiging is door de raad niet opgepakt, wij gingen met de wethouder in gesprek. Overigens ook prima, want zo gaat het natuurlijk vaak.

Gesprek na gesprek
Zoals dat dan gaat, je brengt een aantal scenario's in beeld. De gemeente Casstricum heeft drie bibliotheekvestigingen op een werkgebied van 30.000 inwoners. Zij subsidieert helemaal niet slecht, maar ja, er moeten wel drie vestigingen betaald worden. Met als gevolg dat de twee vestigingen in de kleinste kernen al op een absoluut minumumniveau qua openingstijden zitten en de grootste ook ver onder het door ons gewenste niveau zit. Als daar dan 10% van het budget afgehaald wordt én geen loon- en prijscompensatie voor de komende jaren dan hoef je de Nobelprijs voor economie niet gewonnen te hebben om te snappen dat het dan niet meer gaat.

Voortploeteren en stevig de degens kruizen
Zoals dat dan gaat... je hebt weer eens een afspraak met de wethouder en je geeft de mogelijkheden aan waarop je meer inkomsten kunt genereren én je geeft aan wat de onmogelijkheden zijn. Je draagt een aantal suggesties aan waarmee de gemeente je zou kunnen helpen. Telkens een consistent verhaal. Ja we kunnen wel iets aan inkomstenverhoging doen, maar realiseert u zich wel dat we dan ook leden verliezen. We zullen namelijk ook aan de kostenkant moeten snijden om het gat te dichten, dus we gaan meer geld vragen voor minder dienstverlening, minder personele ondersteuning, minder openingstijden. Dat verkoopt niet lekker aan de klanten. We dreigen in een negatieve spiraal te raken.

Intussen met de scholen in gesprek
In de gemeente Castricum maken in de kernen Akersloot en Limmen twee basisscholen intensief gebruik van de bibliotheek. Zij komen wekelijks met diverse klassen in de bieb, en dan worden de kinderen ondersteund in het zoeken naar materialen door een bibliothecaris. De school krijgt hiervoor nagenoeg geen kosten gepresenteerd. Historisch zo gegroeid doordat de gemeente er bijzonder aan hechtte om Brede Scholen te promoten. Nu kwam de vraag van de gemeente of de school niet tegen een kostendekkend tarief dit zou kunnen afnemen. Een lastige boodschap waarmee we op pad werden gestuurd. Want ga maar eens iets wat altijd nagenoeg gratis is aangeboden ineens tegen een forse prijs wegzetten bij diezelfde school. Mission impossible?

Pleitbezorgers
En tegelijkertijd bleken die scholen pleitbezorgers voor het belang van de bibliotheek. Zij konden in gesprekken met ons perfect aangeven hoeveel het wekelijkse bezoek aan de bibliotheek betekende voor de schoolpresaties van de kinderen. Dus zij zijn de barricade op gegaan, handtekeningen verzameld, de wethouders uitgenodigd. Ze hebben heel goed uitgelegd hoe belangrijk het voor een school is om een goede bibliotheekvoorziening om de hoek te hebben.

Contact met de raadsleden
Ondertussen zaten wij ook niet stil. Vorig jaar hadden we naar aanleiding van onze beleidsvisie alle raadsleden al een keer op bezoek gehad. We hadden ze verteld hoe wij aankijken tegen het bibliotheekwerk in de toekomst en dan toegespitst op Castricum. Dat hebben we voorafgaand aan de raadsvergadering rondom de voorjaarsnota 2011 nog een keer herhaald, met vervolgens ook een financiële vertaling van de bezuinigingsopdracht. Daar kwamen we met een heldere boodschap: er zullen twee vestigingen dicht moeten bij het handhaven van de bezuinigingsopdracht.

Druk zetten
Zoals dat dan gaat.... aan beide kanten wordt er druk gezet. Vanuit de wethouder(s) en vanuit de bibliotheek. De wethouder bleef vasthouden aan de bezuinigingstaakstelling. Reken het nog maar eens een keer door, heb je niet nog een ander alternatief. Wij hebben ingesproken bij de behandeling van de voorjaarsnota van dit jaar. En nogmaals uitgelegd wat de consequenties zouden zijn bij het handhaven van de taakstelling. Een stilte viel in de zaal.... Ons verhaal was helder, vanuit onze visie en met krachtige argumenten onderbouwd. Wij gaan niet dwarsliggen op de bezuiniging, maar dit zijn de consequenties. De oppositie startte een handtekeningenactie.

Het verlossende woord
En toen moesten wij weer bij de wethouder komen. Er was een mogelijkheid om ons tegemoet te komen in de huisvestingslasten. Daardoor kunnen wij een aangedragen variant voor een servicepunt voor kinderen van 1-12 jaar en voor minder mobiele ouderen realiseren in een Brede School voorziening. En daarmee kunnen we de andere twee vestigingen ook op het huidige peil houden. Dat is winst, voor de gemeente Castricum en voor ons want we behouden de basisvoorziening voor de doelgroep die we beiden het belangrijkst achten, nl de jeugd.

Lessons learned
Ik kan natuurlijk zeggen dat wij gewonnen hebben.. en liggen zwarte pieten naar de lokale politici. Dat ligt mij niet zo. Bovendien zit je er elk voor je eigen belang, met een eigen verantwoordelijkheid. Dat moet je willen zien, zodat je stevig met elkaar kunt discussiëren en daarna bij wijze een biertje of wijntje kunt drinken ;-)
Ik heb het afgelopen jaar heel erg veel geleerd. Het is zaak om je verhaal zakelijk op orde te hebben. Aan kunnen geven wat je zelf kunt doen, scenario's ontwikkelen.
En je verhaal breed trekken, dus niet alleen met de wethouder praten, maar ook met betrokkenen zoals scholen en met de raadsleden. Dan kun je het belang van een voorziening als de bibliotheek heel inzichtelijk maken. En dan win je uiteindelijk allebei. We hebben een bezuiniging gerealiseerd én de bibliotheekfunctie voor de komende periode voor de drie kernen weten te handhaven.

zondag 19 juni 2011

Hoge cultuur en lage cultuur

Vorige week stond er een bericht in de Alkmaarse Courant, een onderzoek van Vera Toepoel. Zij stelt dat ouderen meer hebben aan 'lage' cultuur dan aan 'hoge' cultuur. Gezellig op een koor, naar een dansevenement, als het maar een sociale component heeft draagt dit soort cultuurdeelname hogelijk bij aan het welzijn van ouderen. Bezoeken aan musea of aan opera, klassieke muziekvoorstellingen zijn minder effectief in het doorbreken van het sociaal isolement waar ouderen vaak in terecht dreigen te komen.

Hoe vertaalt zich dat naar de bibliotheek
De afgelopen weken heb ik natuurlijk al enige malen geschreven over de dreigende bezuinigingen. Dan hoor ik van een gemeente dat ze de 'hobby's' van volwassenen en ouderen niet meer gaan subsidiëren. Ook de bibliotheek valt daar onder in hun optiek. En dat is jammer. Want de bibliotheek verenigt nou juist de hoge en de lage C vloeiend met elkaar. We bieden hoge en lage cultuur aan, we hebben krantentafels waaraan dorps- of wijkgenoten elkaar treffen voor een praatje, we hebben Nobelprijswinnaars van de literatuur in de kast staan, en we hebben streekromans naar Appie Baantjer staan.

Activeren van ouderen
Met alles wat wij aan leesmateriaal bieden is er voor ieder wat te vinden. We hebben echt alles in huis om ouderen nog bij de tijd te houden, dus om hun geest actief te houden. Ik bedoel dat niet bevoogdend, ik zie het aan mijn eigen vader. Hij leest nog dagelijks de krant en doet kruiswoordpuzzels. Daar blijft hij geestelijk gezond bij, het prikkelt zijn hersens. Zo doen wij dat voor al onze individuele gebruikers. In de preventie voor vereenzamende ouderen zijn we volgens mij hardstikke effectief:-) We bieden ze leesvoer en een plek om elkaar te ontmoeten. Twee vliegen in één klap!

woensdag 15 juni 2011

Portret van mijn moeder

Portret van mijn moeder

Op 27 juli 1933 werd mijn moeder geboren, als zesde kind in een gezin van acht. De eerste jaren van haar leven werd er over haar hoofd heen geruzied hoe ze moest heten, Ze was dan wel Jacobje gedoopt, haar vader vond dat ze “Jôbpe” genoemd moest worden naar zijn zus, haar oudere zussen vonden dat hopeloos ouderwets en vonden dat ze ‘Ko’ moest worden genoemd. En aldus gebeurde uiteindelijk….

Het was niet rijk thuis, opa was een keuterboer die er bij beunde als melkophaalder en hij bracht ook verzekeringen aan de man. Het land van opa Doevendans grensde aan dat van opa Winters. En omdat kinderen in die tijd mee moesten helpen op het land viel het oog van mijn vader al vroeg op mijn moeder. Hij kent haar al meer dan 70 jaar.

Mijn moeder kon best goed leren, en ze wou als kind graag schooljuf worden. Dat zat er helaas niet in. Haar moeder was ziekelijk en haar dochter, mijn moeder moest na de lagere school thuis komen helpen. Daarna ging ze als meid in dienst bij de boer, in de net ontgonnen Noordoostpolder.

Mijn vader en moeder trouwden op 13 juli 1956. Hij was 26 en zij was 22.

Ze waren nogal verschillend van karakter, misschien hebben ze het daarom samen met elkaar al die jaren goed gehad en gehouden.
Ze kregen samen vier kinderen: Marien, Jan, Erna en Jeannette. In tussenpozen van ongeveer 3 jaar. Bij de geboorte van Jeannette zei de arts: “dat is mooi gedaan vrouw Winters, twee jongens en twee meiden. Een rijkeluis wens. Echt vakmanschap.” “Ja” zei mam nog vermoeid van de weeën “mijn man werkt bij Staatsbosbeheer.”

Mijn moeder gaf ons als kinderen ruimte en regels. Er mocht veel, en tegelijkertijd waren er ook grenzen. Ze vond het heel belangrijk dat wij sociale contacten hadden, en dus mochten we allemaal op een vereniging.
Het buiten wonen vond zij een keuze van pa en haar, waarbij de lusten gedeeld werden en de lasten daarvan bij haar lagen. Ze hadden allebei geen rijbewijs en konden ons dus niet halen of brengen. Er lag een stilzwijgende afspraak dat je op tijd thuis was. Als opgroeiende tieners die ook naar de kroeg wilden: je hield je aan de afgesproken tijd. Ook als meisje mocht je alleen door de polder op de fiets of brommer, als je maar op tijd thuis was. Zij sliep niet voordat iedereen thuis was. Ze moet menig slapeloze nacht hebben gehad, maar daar hoorde je haar nooit over. Het was wel de bedoeling dat je de volgende ochtend op tijd op stond om koffie klaar te hebben voor pa en ma als zij uit de kerk kwamen. En jij mocht daarna zelf kiezen of je ’s middags naar Sint Jansklooster of ’s avonds naar Vollenhove ging, maar naar de kerk ging je wel!

Wij kinderen kunnen ons geen van allen herinneren dat zij ruzie maakten waar wij bij waren. Ze waren het echt wel eens met elkaar oneens, maar dat lieten ze nooit ten opzichte van ons merken. Ze waren, zeker ook de laatste jaren een verknocht stel.

Mam hield erg van kinderen, maar niet van huishouden en koken. Kinderen en buurkinderen waren altijd welkom. Er stond altijd een kopje thee voor je klaar, met een plakje eigen gebakken cake, die regelmatig mislukt was. Ook de buurkinderen konden altijd binnen komen lopen, daar had ze dan limonade voor en een snoepje als ze weer weg moesten omdat zij aan het werk moest.
Haar enige kleinzoon William was haar oogappel. Ze vond het heerlijk als hij kwam logeren, al was ze er vanaf het allereerste begin helder over: ze ging niet als oppasmoeder fungeren. Als hij kwam werd de oude bus met lego tevoorschijn gehaald, die mocht rustig leeggegooid over de vloer. Of ze gingen samen Memory spelen, of de oude puzzels maken waar wij als kinderen ook mee hadden gespeeld. Van oma mocht hij alles, opa ‘kon nooit een hele dag aardig blijven’.

Van pannenkoeken bakken maakte onze moeder een groot feest. Eén keer per jaar moest de keuken schoon gemaakt. Voor die tijd belegde ze de vloer met kranten en kregen wij allemaal een pan en een grote pan beslag. De pannenkoeken werden gegaard in de tijd die wij nodig hadden om een rondje rondom het huis te rennen en de pannenkoek om te draaien.

De keuzes die wij kinderen maakten kon onze moeder niet altijd volgen. Dat maakte ze ook wel duidelijk. Toch vond ze het geluk van haar kinderen altijd boven alles gaan. Zo vond ze het maar matig dat mijn zus Jeannette en ik gingen studeren. Maar nadat eenmaal het besluit was genomen ging ze er grootmoedig mee om. Ze stond berevroeg op om een kopje thee te zetten als je een vroege bus moest halen, ze ging mee kamers zoeken ook al vond ze het niks dat je op kamers ging, ze gaf je genoeg eten mee voor een hele week als je een weekend thuis kwam.

Ze vond het onbegrijpelijk dat ik zo om de paar jaar van baan veranderde. Dat leverde emotionele gesprekken op. Zij had het gevoel dat ik teveel wilde, en ik denk dat ze ergens ook de angst had dat ik haar zou ontgroeien. Als ik vertelde dat ik aan het solliciteren was kwam altijd de vraag waarom en of mijn huidige baan niet goed genoeg was. Die was toch leuk? Bij weer eens een sollicitatie en dit soort vragen, die ik ervoer als een gebrek aan vertrouwen in mijn kunnen ben ik een keer in de auto gestapt en naar ze toe gereden. Ik heb haar toen verteld wat het mij deed, dit soort vragen. Het was een moeilijk gesprek. Ik vroeg haar of ze soms geen vertrouwen in mij had, en in haar eigen opvoeding. Dat dit was wat ik wilde. Ze zei dat ze het niet begreep die wens om steeds iets anders te willen. En dat ze inderdaad bang was dat ik teveel hooi op mijn vork nam. Mijn antwoord was dat dit dan mijn eigen keuze was en dat ik anders in de toekomst wel gewoon vertelde dat ik een andere baan had en haar van te voren niet meer zou inlichten. Dat vond ze niet leuk, en ook niet de bedoeling. We namen emotioneel afscheid. Die avond toen ik thuis was belde me ze op. “Ik heb het er nog eens met je vader over gehad, ik begrijp het nog steeds niet, maar dit is wat jij wilt. Je hebt morgen toch je sollicitatiegesprek? Dan willen je vader en ik je heel veel succes toewensen.” Dat vond ik groots! En ik kreeg de baan.

Ze vond het vreselijk belangrijk dat wij het als kinderen goed met elkaar konden vinden. Het feit dat wij met z’n allen jaarlijks in goede harmonie op wintersport gaan is geheel in haar geest en danken wij mede aan haar opvoeding. Je mag het oneens zijn met elkaar, maar je gaat niet met ruzie naar bed, en je zeurt niet over kleinigheden.

Ze had een bewonderenswaardig talent om van de kleine dingen in het leven te genieten. Ze vond dat je er het beste van moet maken in het leven. Ze was een natuurmens. Ze genoot van buiten zijn. Elk voorjaar was het uitkomen van de bomen en het broeden van die eerste meerkoet een bron van geluk voor haar. Ze was eigenzinnig. Toen het in de jaren tachtig hard vroor, ging ze terwijl mijn vader het niks vond, toch lekker schaatsen op de Belterwijde. Ik denk dat het meisje in haar het gevoel van het suizen over het ijs nog weer wilde voelen. Jammer dat ze viel en haar pols brak. Met haar zussen en hun kinderen gingen wij elk jaar één dag samen fietsen door de Kop van Overijssel. Boterhammen en drinken mee en genieten van het samen optrekken. Mijn vader zorgde dan maar zelf voor zijn eten.

Ze hield van op stap gaan, dingen bekijken. Prachtig was het dat haar zus Henny een busreis won naar Parijs en zij mijn moeder mee vroeg. Ze heeft genoten van die week, ze keek haar ogen uit. De buschauffeur had deze twee dames die geen woord over de grens spraken uitgelegd hoe ze koffie moesten bestellen. Café olé en dan met twee vingers erbij. Het Louvre en Versailles en de Eiffeltoren, ze stonden in haar geheugen gegrift.

Toen de diagnose van Parkinson werd gesteld was ze diepbedroefd. “Ik ben nooit ziek geweest in mijn leven”, zei ze, “maar hier kom ik nooit meer van af.” Ze heeft de effecten van de ziekte telkens moedig gedragen. Ze voelde elke keer dat ze weer iets in leverde. Dat ze naar de Talmahof in Emmeloord moest omdat het niet meer ging samen thuis vond ze afschuwelijk. En toch zei ze dan ook “Ik moet het met je vader zien te redden”. De laatste anderhalf jaar in de Clarenberg in Vollenhove hebben haar en pa nog een mooie tijd opgeleverd. Zij werd er liefdevol en warm verzorgd, ze bloeide er op en pa vond er rust en structuur. Daarvoor zijn wij de verzorgers in de Clarenberg bijzonder dankbaar.

Ze kon het laatste jaar steeds moeilijker uit haar woorden komen. Gevangen in haar hoofd en onwillig lijf was communiceren tot een beproefenis geworden. Op momenten die er toe deden leverde ze topprestaties door zich te concentreren en te zorgen dat wat ze wou zeggen gezegd werd. Vorig jaar toen mijn lief en ik terug kwamen van vakantie en vertelden dat we gingen trouwen, pakte ze Joeps hand en zei dat ze het goed vond.
Mijn moeder, een sterke vrouw is niet meer. Ze leeft voort in onze herinneringen, en in alles wat wij haar kinderen en haar kleinkind zijn.

donderdag 9 juni 2011

Inspreken in Castricum

Vanavond moest ik inspreken bij de raad van Castricum over de gevolgen van de bezuinigingen op de bibliotheek. Vreemd hoe je terwijl je moeder op ca. 200 km afstand voorzichtig stabiel lijkt te worden, je een knop omzet en voor je bieb staat te knokken. De paradoxen van het leven.

Een kort en bondig verhaal, waarin ik aangaf wat onze acties waren geweest, welke oplossingen en welke onmogelijkheden. Het werd met applaus begroet. Daarna kwam de school waarmee we al heel goed samenwerken, maar waarmee de samenwerking waarschijnlijk eindigt omdat de vestiging dicht moet. Ook hun betoog werd met gejuich en geklap ontvangen. De bieb leeft!

Na afloop een gesprek met de wethouder van onderwijs, dus niet onze eigen wethouder. Hij ging de bezuiniging voor ons oplossen. We kunnen bij de school in, en we hoeven dan nog maar een klein bedrag van €37.000,-- uit de voorziening van Castricum te halen. En hij ging ons dwingen, want tenslotte als subsidiegever had hij het voor het zeggen. En ik moest wel blij zijn met zo'n meedenkende gemeente.

Ik ben ook erg blij, alleen is mijn, ons probleem er niet mee opgelost. Dat heb ik ook uitgelegd aan de wethouder. En daar liep ik toch tegen een vreemde redenatie op van de wethouder. De bezuiniging van 10%, daar wilde hij dan wel in meedenken, en had hij op zijn manier een oplossing voor gevonden. Het feit dat we al 3 jaar niet uitkomen met de subsidie, en dat we ook geen loon- en prijscompensatie krijgen en dus nog eens €100.000,-- moeten gaan vinden dat is dan ons probleem. Want loon- en prijscompensatie had ik toch niet gekregen en niet sluitende begroting is een intern probleem. Hmmm, ik voel zo een vergelijking van twee maten bij mij op komen. Het feit dat de gemeente in geldnood zit wordt o.à. Opgelost door op de bibliotheek te bezuinigen, dat is dan toch het probleem van de gemeente? Vreemde jongens die politici ;-)

dinsdag 7 juni 2011

Hoe lang sterft een mens?

Mijn moeder is al een tijd ziek, ziekte van Parkinson. Een rotziekte, een sluipmoordenaar. Mijn moeder zit inmiddels al meer dan vier jaar in een verzorginghuis. Eerst meer dan 17 km bij mijn vader vandaan, waarbij hij trouw bijna elke dag met zijn 80 jaar op de fiets naar toe ging. Sinds anderhalf jaar gelukkig op 500 meter, in een mooi zorgcentrum, in een huiskamerproject vol liefdevolle zorg.

Het gaat dus achteruit met mijn moeder. Al meer dan vijf jaar zijn het telkens nieuwe fasen van wegvallen van vaardigheden. Het laatste jaar valt er steeds meer uit. Ze zal langzaam stikken, verdorsten of verhongeren, of sterven aan een longontsteking. De kracht om te praten heeft ze bijna niet meer. Coherent spreken kost te veel energie, terwijl ze nog veel wil zeggen. Gevangen in een lichaam dat niet meer wil en een tong die je woorden niet meer wil vormen.

Een man, mijn vader, die trouw elke dag haar komt voeden. Die niet meer met haar kan communiceren, doof aan twee oren. Die onbeholpen is in zijn affectie, resultaatgericht. Ze moet eten want anders gaat ze dood. Die haar met haar tere botten te hard knuffelt, die wanhopig is bij het idee dat ze er straks niet meer is.

Vandaag leek die dag te zijn gekomen. Ze had zich verslikt en had geen kracht om te hoesten. Blauw aanlopend, daarna helemaal wit. Verpleging die slijm weghaalt. Zuurstof toe dient, en dan toch die happen naar lucht. Ze is er nog. Hoelang nog?